De Body Mass Index (BMI) voor het berekenen van je persoonlijke normale gewicht
Om zichzelf een antwoord te kunnen geven op de vaak gestelde vraag of men te dik of te dun is, is er onder andere de Body Mass Index (BMI). De BMI is een maat voor het gewicht van een persoon in verhouding tot zijn lengte. Op een scala tussen 19 en 40 geeft de BMI aan hoe dicht men zich bij het opgegeven normale gewicht bevindt. De formule voor de berekening van de BMI is als volgt:
BMI = lichaamsgewicht (in kilogram) gedeeld door het kwadraat van de lichaamslengte (in meters). De eenheid van de BMI is dus kg/m2.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) verdeelt de BMI-waarden van volwassenen in vier gewichtsklassen: Ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht en obesitas. De klassen ondergewicht en obesitas worden meestal verder onderverdeeld om nauwkeurigere gradaties te verkrijgen. Het bereik van het gewoonlijk aanbevolen normale gewicht ligt tussen 18,5 en 24,9. De reikwijdte van wat als "normaal" wordt beschouwd, is daarom niet zo groot.
Hoe berekent je jouw totale energieverbruik?
De BMI werd in 1832 ontwikkeld door de Belgische statisticus Adolphe Quetelet. Oorspronkelijk heette het de "Quetelet Index" en werd gebruikt om algemene gemiddelden voor bevolkingsgroepen te berekenen zonder een medische beoordeling af te leiden. De term body mass index, die vandaag de dag gebruikelijk is, werd voor het eerst gebruikt in 1972 door de Amerikaanse voedingsdeskundige Ancel Keys. Pas sinds de jaren 80 wordt de BMI ook door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) gebruikt om algemene richtlijnen te geven voor een "normaal" in de zin van "gezond" lichaamsgewicht.
Is "normaal" ook "ideaal"?
In principe kan de BMI slechts bij een indicatieve richtwaarde bieden, omdat het geen rekening houdt met de individuele fysieke constitutie en samenstelling van het lichaamsgewicht uit vet- en spierweefsel van een persoon, maar altijd uitgaat van een gemiddelde lichaamsbouw. De gebruikelijke BMI-calculatoren omvatten niet alleen de leeftijd maar ook het geslacht van een volwassene. Daarbij wordt rekening gehouden met een hogere spiermassa voor mannen dan voor vrouwen. Ten opzichte van het normale gewicht ligt de BMI voor mannen tussen de 20 en 25. Voor vrouwen ligt de BMI tussen de 19 en 24. De grenzen worden dus met één eenheid naar beneden bijgesteld. Met andere woorden: een man met een BMI van 25 is nog steeds van normaal gewicht, terwijl een vrouw met dezelfde BMI al licht overgewicht zou hebben.
Maar er zijn nog andere redenen waarom de BMI alleen niet zinvol is: Een goed getrainde persoon of wedstrijdsporter - man of vrouw - heeft meer spiermassa dan iemand die niet beweegt en kan dus meer lichaamsvet hebben. Aangezien de BMI geen verschil maakt of het gewicht wordt veroorzaakt door spieren of vet, zouden beide worden geclassificeerd als overgewicht. In abstracte termen heeft dit geen zin. Niet alleen dat: er zijn ook verschillen in de medische evaluatie van lichaamsvet, afhankelijk van waar het zich bevindt. Zo wordt bijvoorbeeld buikvet als bijzonder slecht voor de gezondheid beschouwd.
BMI en eetstoornissen
Zelfs in het geval van een eetstoornis kan de BMI geen betekenisvolle waarde bieden. In deze gevallen kan het gewicht zeer verschillend zijn. Van extreem mager tot normaal gewicht tot extreem overgewicht. Een van de criteria voor anorexia is bijvoorbeeld een sterk ondergewicht, maar er kunnen ook andere oorzaken zijn. De BMI alleen als maatstaf is dus niet onomstreden, maar moet altijd in samenhang met de persoonlijke situatie worden beoordeeld.
BMI-berekening bij kinderen
Bij de berekening van de BMI van kinderen en jongeren gelden natuurlijk andere criteria dan voor volwassenen. De redenen hiervoor zijn enerzijds dat kinderen zich verschillend ontwikkelen en dat sommige kinderen in eerste instantie de neiging hebben om in de hoogte te groeien, terwijl andere breder groeien. Aan de andere kant is de groei van spieren en vet bij jongens en meisjes tijdens de puberteit heel verschillend. Bovendien kunnen groeispurten snel totaal verschillende waarden leveren. De WGO publiceert eigen BMI-tabellen voor jongens en meisjes in verschillende leeftijdsgroepen. Deze zijn vooral nuttig om te bepalen of een kind overgewicht heeft. Ondertussen is er steeds meer sprake van obesitas bij kinderen.
Conclusie
Het is zeker zinvol om je eigen BMI te berekenen om snel te weten te komen hoe dicht je bij het algemeen geldende ideale gewicht zit. Maar als je het zeker wilt weten, moet je met je dokter praten. Omdat alleen hij alle individuele factoren in aanmerking kan nemen bij het beantwoorden van deze vraag.